Sint-Maarten: Geef wat, houd wat
De uitbundige zomer waarin we ons van top tot teen onderdompelden in zonnestralen en plonsten in rivieren, en waarin avonturen riepen, is op haar einde. De blaadjes beginnen te kleuren en te vallen, we moeten onze jas weer aan, schooltassen ingepakt, we gaan weer aan het werk. De boeren hebben alle oogst binnen, ook de aardappels, wortels en knollen. Veertig dagen voor de kortste dag vieren we het eerste lichtfeest: Sint-Maarten.
Tekst en beeld: Daan Rot
Sint-Maarten valt precies tussen het Michaëlsfeest en Kerstavond, op 11 november. Het feest staat in het teken van Martinus, een Romeins soldaat die op een van de veldtochten van het leger zijn warme mantel deelde met een verkleumde bedelaar. Het kleine lichtje dat we in onze Sint-Maartenslantaarn aansteken, groeit via de eerste adventskaars iedere adventszondag groter tot het stralende Kerstlicht.
Maantje Piet leerde op school een lied dat het hele verhaal van Sint-Maarten vertelt:
‘Daar rijdt door de avond een ridder te paard,
Zo wijd hangt zijn mantel, tot over zijn zwaard.
’t Is ridder Sint-Maarten op weg naar de stad,
Soldaat van de koning, met God in zijn hart,
Soldaat van de koning, met God in zijn hart.
Een bedelaar ziet hem, luid roept hij hem aan:
O Maarten heb medelij en blijf bij mij staan!
Wat doet nu Sint-Maarten op weg naar de stad?
Soldaat van de koning, met God in zijn hart,
Soldaat van de koning, met God in zijn hart.
Hij heeft niets te geven, geen geld en geen brood;
hij heeft slechts zijn mantel die wijd is en groot.
Wat doet nu Sint-Maarten, op weg naar de stad?
Soldaat van de koning, met God in zijn hart,
Soldaat van de koning, met God in zijn hart.
Hij snijdt nu zijn mantel in tweeën uiteen;
De helft krijgt de bedelaar heel warm om zich heen.
En voort rijdt Sint-Maarten, op weg naar de stad,
Soldaat van de koning, met God in zijn hart,
Soldaat van de koning, met God in zijn hart.
En ‘s nachts heeft Sint-Maarten een groots droomgezicht,
Hij ziet daar de bedelaar in’t hemelse licht.
En dan weet Sint-Maarten wie kruiste zijn pad:
Zijn God en zijn koning, die leeft in zijn hart,
Soldaat van de koning, met God in zijn hart.’
In dit filmpje zingen Maantje Piet, Wolf en Elvis de eerste twee coupletten:
[tekst loopt door onder filmpje]
Vroeger hingen de boeren als de oogst voor de winter binnen was een uitgeholde knol met een kaarsje bij de deur. Mensen die weinig hadden, mochten bij hen komen bedelen zodat ook zij genoeg eten hadden voor de winter. Voor de Sint-Maartenlantaarn gebruiken we nog steeds een harde knol uit de donkere aarde. Met een klein, dapper lichtje zoals wij allemaal ook in onszelf altijd een klein, dapper lichtje hebben branden waar we goed voor moeten zorgen. We delen graag met anderen, maar zonder onszelf te verliezen, want dan dooft ons eigen lichtje. Bij de groenteboer zoeken we de mooiste knolselder uit. Of een bietje, want dan krijg je zo’n mooi rood licht, zo rood als de mantel van Sint Maarten. Bij de jongens is een winterpeen favoriet, want dat wordt een soort Sint-Maartenfakkel.Bij ons in de buurt wordt Sint-Maarten niet gevierd. Maar we hebben het omgedraaid en gaan bij buren, kennissen en vrienden langs met onze lantaarntjes en brengen een zakje zelfgebakken Sint-Maarten-hoefijzerkoekjes. Onderaan dit artikel lees je hoe je die zelf kunt bakken. De hoefijzertjes breek je ook makkelijk in twee om samen te delen. Want vergeet ook zeker niet zelf van het koekje te eten. ‘Geef wat, houd wat.’ Sint-Maarten gaf immers de hélft van zijn mantel weg.
Knollen hollen
Snij op ongeveer een derde een deksel af van de knol.
Met een appelboor, meloenbolletjeslepeltje of mesje schraap je de knol leeg. Bewaar de restjes!
Maak de bodem glad zodat je er een waxinelichtje op kunt zetten. Snij met een mesje of een guts een maan, sterren en zonnetje uit (of zelfs Sint-Maarten op zijn paard). Hol de dekstel uit en maak met de appelboor twee of drie gaatjes.
Aan weerszijden van je knol maak je, niet te dicht bij de rand, een gaatje. Steek een ijzerdraadje, leren veter of stevig touw door een van de gaatjes, dan door de deksel, rijg je handvat er aan en steek via de andere kant van de deksel naar het andere gaatje van je knol en zet vast.
Maak een handvat door wat grote kralen aan het ijzerdraad te rijgen, boor een dikke tak uit, of gebruik een wc-rolletje.
Met alle restjes knol, biet of wortel maak je een simpele en snelle groentensoep voor als je terugkomt van de lantaarntjestocht.
Sint-Maarten-hoefijzerkoekjes
Nodig:
325 gram bloem
½ theelepel bakpoeder
1 ½ theelepel zout
225 gram ongezouten roomboter (kamertemperatuur)
125 gram poedersuiker
2 eieren
2 theelepels amandelextract
75 gram amandelmeel
Doe de bloem, bakpoeder en het zout bij elkaar. Snij de boter in blokjes en mix de boter met de poedersuiker. Roer de eieren en het amandelextract erdoor. Doe de bloem en het amandelmeel erbij en meng alles tot een mooi deeg. Als het deeg wat te nat en plakkerig is, doe er dan wat extra bloem of amandelmeel bij. Laat het deeg een halfuur rusten in de koelkast. Maak dikke slierten en leg die in hoefijzervorm op een bakplaat bedekt met bakpapier. Bak de koekjes ongeveer twintig minuten in een voorverwarmde oven (180oC). Laat ze afkoelen op een rooster en bestrooi eventueel met wat poedersuiker. In een afgesloten trommel zijn de Sint-Maarten-hoefijzerkoekjes twee à drie dagen houdbaar.
Dit artikel verscheen eerder in Antroposofie Magazine (september 2019)