Met Palmpasen komt het leven terug
In Nederland was het in katholieke streken lang de gewoonte om een palmpaasstok te versieren. De lente begon pas als vrolijke kinderstemmen palmpaasliedjes zongen: Pallem pallempasen, ei koerei! Over enen zondag krijgen wij een ei! Eén ei is geen ei, twee ei is een hallef ei, drie-ei is een paasei! Ook op vrijescholen wordt de eeuwenoude traditie van de ‘pallempaas’ in ere gehouden.
Tekst: Tineke Croese
Beeld: Fokke van Saane en Shutterstock
Meestal zijn de sneeuwklokjes het eerste groen dat boven de aarde komt. Dat eerste groen roept een vaag euforische stemming op: het leven komt terug! Het is er nog! Toen mensen nog direct van de aarde afhankelijk waren, was de komst van de lente zo belangrijk voor hen dat ze er met allerlei magische rituelen een handje bij wilden helpen. Zo ontstonden al die lentegebruiken die tussen februari en juni een vaste plek hebben. Eén ervan was het versieren van een groene tak met lentesymbolen.
Palmpasen
Bij de natuurreligies werd eind maart of begin april een lentefeest gevierd om de goddelijke machten te danken die de aarde na haar winterse doodsslaap opnieuw vruchtbaar hadden gemaakt. Het christelijke Pasen is een heel ander soort lentefeest. Het gaat daarbij niet om de groei van het frisse groene leven dat in de herfst weer sterven moet, maar om de definitieve overwinning op de dood die Christus voor de mensen behaalde. Dat paasverhaal van dood en opstanding was en is voor de meeste mensen nauwelijks na te voelen, en is voor kinderen totaal onbegrijpelijk. De komst van de lente is echter een natuurlijk gebeuren waar je vanzelf vrolijk van wordt.
In de eerste eeuwen van het christendom verbood de kerk veel lentegebruiken. Maar het vieren van het oude lentefeest was niet tegen te houden. Daarom werd het verchristelijkt tot Palmpasen, dat het oude lentefeest verbond met een gebeurtenis uit het leven van Christus: de intocht in Jeruzalem. De lijdensweek die aan Pasen voorafgaat, begint op Palmzondag. De mensen juichen Christus hosannah toe, alsof hij een aardse koning is, ze zwaaien met groene palmtakken en spreiden kleden voor hem uit. Aan het begin van de lijdensweek kon de kerk de gelovigen voorhouden: kijk, dat is nu allemaal vergankelijke aardse glorie, net als jullie vreugde om de lente. En dan mochten de gelovigen die aardse glorie toch eventjes uitleven, bijvoorbeeld door een groene tak te versieren ‒ een ritueel waarmee ooit om vruchtbaarheid voor de aarde werd gevraagd.
Symboliek van de palmpaasstok
Die eenvoudige groene tak uit de lentefeesten onderging wel een metamorfose. Het werd de palmpaasstok waarvan de grondvorm toch verwijst naar het kruis dat het onvergankelijke leven schenkt: de palmpaasstok bestaat uit twee takken, een grote en een kleinere, die in kruisvorm op elkaar worden vastgezet. De kinderen wikkelen om beide takken lichtgroen crêpepapier, en hangen aan de horizontale tak papieren linten in lichte lentekleuren. Vervolgens rijgen ze kettingen van rozijnen die er als slingers in worden gehangen. De rozijnen staan zowel voor het dorre zaad als voor de overvloed die eruit ontkiemt. Ook uitgeblazen eieren mogen niet ontbreken. Het ei is immers hét symbool van opstanding: uit die dode kalkstenen schaal komt een levend kuikentje! Ten slotte kroon je de palmpaasstok met een haantje van brood dat in een nest van groene buxustakjes zit. In het lijdensverhaal heeft de haan geen goede naam. Door zijn gekraai beseft Petrus dat hij Christus heeft verloochend. Maar als in het normale leven de haan kraait, gaat vlak daarna… de zon op. De haan kraait niet alleen in de lente, maar élke ochtend het licht tevoorschijn, en dus ook het leven en de vruchtbaarheid. Daarom staat hij in top en wordt hij toegezongen: Haantje op een stokje… bedelt om een brokje…
Geef ‘m gauw een stukje brood, anders gaat mijn haantje dood…
Op katholieke scholen maakten alleen de oudere kinderen een palmpaasstok en liep de palmpaasoptocht van school naar kerk. Je hield de ‘pallempaas’ nooit zelf, je mocht hem op Palmzondag naar iemand brengen die ziek, oud of eenzaam was. Ook die gewoonte wortelt in een oeroud levensgevoel: met je groene tak vraag je de aarde om haar gaven, maar wat de aarde schenkt, is voor iedereen. Je mag die gaven nooit voor jezelf houden. Als je dat wel doet, zouden de goddelijke machten zich weleens van je kunnen afkeren.
De opvatting dat het delen van de eigen overvloed met iedereen die het minder heeft door de goden of door God gewenst wordt, is universeel menselijk. Als de deugd die gastvrijheid heet, wordt ze geprezen in mythen uit de Oudheid en de Germaanse en Keltische tijd, evenals in verhalen uit jodendom, christendom en islam. Door de eeuwen heen hebben mensen het als de morele plicht van de samenleving gevoeld om te geven aan de zieke en misdeelde, en aan de vreemdeling die om bescherming vraagt. Dat vormt de grondslag van onze joods-christelijk-humanistische cultuur.
Dit artikel verscheen eerder in Antroposofie Magazine 9, maart 2018.
Verder lezen:
- Daan Rot en haar gezin gaan de tuin in met Pasen