Zomertijd – vakantietijd, even slapen
Zodra de zwaluwen terug zijn, weet je: het is weer bijna zomer. Die zomer begint met een feest, het Sint-Jansfeest. En dan volgt een zorgeloze tijd van vrij zijn en vakantie vieren. Maar ‘vakantie’ vinden we niet in het rijtje van jaarfeesten. Ook zijn er in deze periode geen andere feesten. Gek eigenlijk… Waarom zijn er eigenlijk geen feesten in de zomer?
Tekst: Tineke Croese
In het voorjaar vieren we Carnaval, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren. Het eerste grote feest is pas eind september, dan vieren we Michaël. Nog verder weg liggen kleinere feesten als Sint-Maarten, Sinterklaas en de adventszondagen die zich op weg naar Kerstmis als stapstenen door de donkerste tijd van het jaar slingeren. Nu, in juni, staan we vlak voor de lichtste tijd van het jaar. Als een grote, hoge boog welven de lange, lichte zomerdagen zich tussen het Sint-Jansfeest op 24 juni en het kleine, vrij onbekende feest van Maria-ten-Hemel-Opneming op 15 augustus. De zomertijd kent geen reeks kleine feesten zoals het najaar, maar staat helemaal in het teken van vakantie.
Zomertijd: een feest?
Eigenlijk hebben alleen schoolgaande kinderen een zomervakantie van zes weken. De meeste volwassenen moeten het met een aanzienlijk kortere periode doen. Vakantie ‒ als aaneengesloten periode van vrije dagen waarin je meester bent van je eigen tijd ‒ bestaat nog niet zo lang. Nog geen eeuw geleden hadden de meeste mensen alleen losse vrije dagen: zondagen, christelijke feestdagen en heiligendagen. Tegenwoordig zien we vakantie als een verworven recht, vroeger werd vrije tijd geregeld door de kerk.
Dat de zomer geen feestdagen kent, betekende dus ook dat je in die periode geen vrije dagen had. In de agrarische samenleving van toen was de zomer ook bepaald geen tijd van luieren en nietsdoen. Op het land moest er juist hard gewerkt worden. Kinderen bleven thuis van school om te helpen, want alle handen konden gebruikt worden, ook de kleinste. Dat de scholen dicht gingen, had een praktische reden. Vakantie kon je het niet noemen, laat staan feest. Niet naar school gaan had te maken met allerminst feestelijke omstandigheden.
Dee omstandigheden zijn in de loop van de tijd veranderd. Onze samenleving is niet langer agrarisch te noemen en de komst van machines heeft het werk op het land lichter gemaakt. Hierdoor werd het mogelijk dat in onze tijd een innerlijke kwaliteit van de zomer aan het licht kwam: het is in de zomer gemakkelijker dan in andere seizoenen om je los te maken van dagelijkse beslommeringen. Zélfs als je niet op vakantie gaat, maar ‘gewoon’ thuis blijft.
Loslaten en vergeten
Wat gebeurt er eigenlijk met ons in de zomer? In de natuur zien we dat de periode van groei en bloei al aan het begin van de zomer eindigt, als de zon rond het Sint-Jansfeest op zijn hoogst staat. Maar pas tegen het eind van augustus wordt het eerste verwelken zichtbaar. Opeens ziet het groen aan de bomen er oud en moe uit en kleuren de randen van het kastanjeblad roestbruin. Eind juni zijn de dagen het langst en het lichtst, maar pas na half augustus merken we dat het ’s avonds weer eerder donker wordt. In de zomer lijkt alles in de natuur even stil te staan. Líjkt, want onopvallend nemen de vruchten aan de bomen ‒ de kersen en pruimen, de appels, peren en druiven ‒ de warmte van de zon in zich op. Langzaam verandert hun kleur van groen in helderrood, warmgeel of dieppaars. En langzaam worden ze groot, sappig en zoet.
Eigenlijk gebeurt met schoolkinderen ook zoiets. Bij de afsluiting van het schooljaar, eind juni, begin juli, worden hun vorderingen beoordeeld in een getuigschrift of rapport. Daarna laten ze alles los ‒ het is vakantie. En juist door de leerstof los te laten en te ‘vergeten’ wordt hij innerlijk verwerkt. Aan het begin van het nieuwe schooljaar blijkt vaak dat een kind in de zomer ongemerkt een sprong vooruit heeft gemaakt. Het is helemaal klaar voor een hogere klas.
Ook als volwassene kun je zo’n onzichtbaar rijpingsproces doormaken. Zodra het vakantiegevoel zich van je meester maakt, laat je los wat je hindert: zeurende mede-ouders op het schoolplein, lastige collega’s en stapels werk ‒ ze kunnen best even zonder jou. Door een situatie los te laten en te ‘vergeten’ kun je er na een tijdje net even anders naar kijken.
In slaap vallen
Het loslaten van de dagelijkse beslommeringen heeft de zomer gemeen met een feestdag: die verloopt ook anders dan een gewone dag. Net als de vakantie breekt een feest de eentonigheid van alledag. Maar feesten doen ook iets wat de zomer niet doet: ze maken je wakker.
Veel tradities rond de christelijke feesten stammen uit voorchristelijke natuurreligies. Mensen voelden toen nog de behoefte om op belangrijke momenten in het jaar via rituelen en dankoffers te bevestigen dat ze in harmonie wilden leven met de natuur en de goden, met aarde en kosmos. Elk feest maakte hen even wakker voor de plaats die ze op dát moment in het jaar innamen in het kosmische geheel. Die momenten waren bijvoorbeeld de lente- en herfstevening en de winter- en zomerzonnewende, die we nog altijd vieren als Pasen en Michaël, als Kerstmis en Sint-Jan.
Ook in de voorchristelijke tijd was de zomer een periode waarin nauwelijks feesten werden gevierd. Kennelijk zijn er dan niet veel momenten waarop we even wakker moeten worden. De zomer is juist meer een soort ‘in slaap vallen’. Als je in slaap valt, glip je uit je lichaam ‒ als je wakker wordt, keer je er weer in terug. Ook in de zomer stap je een beetje ‘buiten jezelf’. Letterlijk, omdat je meer dan in andere seizoenen buiten leeft. Maar ook figuurlijk: je stapt even uit de vaak beperkende cirkel van dagelijkse beslommeringen. Hierdoor stel je je open voor wat er aan nieuwe, andere ervaringen en ontmoetingen buiten die cirkel ligt.
Een zon in jezelf
Door nieuwe ervaringen en ontmoetingen kun je voeling krijgen met een kracht die paradoxaal genoeg niet buiten, maar juist in jezelf ligt. ‘De morgen is wijzer dan de avond’, zegt een Russisch spreekwoord. Het begin van de zomer is als de avond ‒ je valt in slaap ‒ en de zomer zelf is als de nacht. In de nacht laat je de dag los om uit een onbekende bron van levenskracht te putten. Daarom sta je ‘s ochtend uitgerust weer op. Uit de ‘nacht’ van de zomer word je uitgerust en ‘wijzer’ wakker, omdat je ‒ bewust of onbewust ‒ in aanraking bent gekomen met een innerlijke bron van kracht. Want door het dagelijks bestaan even los te laten krijg je opnieuw voeling met wie je eigenlijk bent, met je eigenlijke drijfveren in het leven, je dromen en je idealen. Je eigenlijke zelf is een innerlijke zon die in het leven van alledag soms wat uit zicht raakt. Die zon in jezelf is een inspiratiebron waaruit je de kracht put om na de zomer opnieuw te beginnen, iets anders te gaan doen of dingen anders aan te pakken. Soms kun je nog weken na de zomer de vruchten ervan plukken.
Dit artikel verscheen eerder in Antroposofie Magazine. Lees hier meer inspirerende artikelen over antroposofie in de praktijk.